Bevruchting
Er was eens een zaadcel die het snelst kon zwemmen van allemaal, en een eicel die als een damsel in distress lag te wachten op haar prins in de witte kwak. Onzin. Het eitje kiest al sinds de allereerste bevruchting op aarde zelf welk zaadcelletje naar binnen mag. Die damsel in distress is dus geen objectieve biologische beschouwing, maar een cultureel gekleurd verhaal. Oftewel: heteroseksuele bullshit.
Lees verder
Een zaadcel heeft eenmaal in een eileider aangekomen niet zoveel meer te kiezen: er ligt meestal maar één eicel op hem te wachten. Die wordt gevonden door de spermacel door de chemische stofjes die eicellen gebruiken om het sperma de weg te wijzen. Vervolgens kiest de eicel – door die stofjes, chemoattractants – welke zaadcel naar binnen mag. Eicellen hebben er namelijk voordeel bij te kiezen voor een zaadcel van een hoge kwaliteit, of die genetisch compatibel is.
Welk soort sperma aangetrokken wordt, verschilt van persoon tot persoon. De interactie tussen menselijke eicellen en spermacellen hangt af van de specifieke identiteit van de betrokkenen.
Verder lezen/luisteren/kijken
Lees de paper van Stockholms Universitet en de Manchester University NHS Foundation Trust (MFT).
Missionaris
Een mooie mythe: het missionarisstandje werd vernoemd naar witte Europese missionarissen die moord en brand schreeuwen bij het idee van orale of anale seks, of andere natuurlijke vormen van anticonceptie. Demonisch! Barbaars! Zo bekeerden ze de volkeren die ze opzochten niet alleen tot het christendom, maar ook tot het missionarisstandje.
Lees verder
Het missionarisstandje is een sekspositie met twee personen waarbij de ‘ontvangende’ partner op de rug ligt en penetrerende/’gevende’ partner bovenop, met de hoofden aan dezelfde kant. Seksuoloog Alfred Kinsey deed in 1948 onderzoek naar het standje. 91% van de (‘westerse’) vrouwen die deelnamen aan zijn onderzoek gaf aan dat dit in hun seksleven de meest voorkomende positie was, en de overgebleven 9% van de vrouwen dat het zelfs de enige positie was waarin zij seks hadden. En dat terwijl de missionarishouding niet eens voorkomt in Kamasutra, het belangrijkste Indiase boek over het uitvoeren van seksuele handelingen.
In de renaissance (14e tot 16e eeuw) was de missionarishouding voor christenen een norm waar je beter niet aan toornde. Elke positie die afweek van die norm zag de kerk namelijk als een lustverwekker, ergo een boosdoener. De vrouwelijke seksualiteit was daarmee een passieve seksualiteit, terwijl de man de actieve partner was. De sociale orde werd dus weerspiegeld in de seksuele relatie tussen man en vrouw, waarbij de vrouw de ondergeschikte positie innam.
Over de herkomst van het woord missionarishouding gaan er verschillende verhalen rond. De mooiste mythe vinden wij het verhaal over de missionarissen die in de 18e eeuw het gebied rondom de Stille Zuidzee bezochten. Zij waren geschokt toen ze hoorden dat het volk ‘het’ in allerlei standjes deed, zoals op z’n hondjes, wat ze zagen als dierlijk. Nadat de missionarissen de Polynesiërs bekeerd hadden tot het christendom, werd ze dus op het hart gedrukt dat er slechts één goddelijke seksmethode was: de vrouw onder en de man erbovenop. De Polynesiërs doopten dit vervolgens ‘de missionaris’.
Dit verhaal berust op een mislezing van Kinsey. Hij haalde zijn gegevens uit een studie van de antropoloog Malinowski. Maar wat Malinowski in zijn studie beschreef als ‘zoals de missionarissen doen’, was hand in hand lopen – protestantse zendelingen waren doorgaans getrouwd. In 1948 werd het door Kinsey – door een onjuiste samenvatting van diverse elementen – tot sekstandje gemaakt.
Verder lezen/luisteren/kijken
De studie van Kinsey: Sexual Behavior in the Human Male.
Een meer recente (2001) studie over ‘Missionary Positions’, waarin het verhaal wordt ontkracht.
Een mooie scriptie over seksualiteit in de renaissance.
Het missionarisstandje in het woordenboek van populair taalgebruik.
Baren
Eeuwenlang werd baren gehurkt, hangend, in water, zittend of staand gedaan. Zwaartekracht als baarhulp, het bekken open en beweeglijk. Maar Lodewijk de 14e wilde – om zijn eigen genot te vergroten – beter zicht op hoe zijn kinderen door het geboortekanaal werden geperst. Dat ging nou eenmaal beter als zijn vrouwen op hun rug lagen. Hup, benen wijd en persen.
Lees verder
Van oudsher golden zwangerschap, bevalling en jong ouderschap als normale levensgebeurtenissen. Bevallingen vonden plaats in huis of in een intieme gemeenschap, onder begeleiding van een “wijze vrouw” of vroedvrouw. De wijsheden over geboortezorg en bevallingshoudingen werden mondeling overgedragen, van generatie op generatie.
Er zijn veel grotschilderingen gevonden waarop rechtstaand, geknield of gehurkt bevallen wordt. In de Griekse en Romeinse mythologie werd godin Leto vaak in een knielende houding afgebeeld tijdens de geboorte van haar kinderen en daarbij begeleid door Elyithya, godin van de bevalling. De baarkruk werd al in 2000 v.C. door vroedvrouwen gebruikt. Daarnaast fungeerde ook de partner regelmatig als ‘levende geboortestoel’ om de barende te ondersteunen.
Toen in de 16e eeuw de moderne chirurgie haar intrede deed, kantelde de visie op hoe een geboorte eruit moest zien. Artsen begonnen geïnteresseerd te raken in verloskunde en ontwikkelden allerhande instrumenten, zoals de verlostang. Zo verdrong de mannelijke chirurgische visie langzaamaan de eeuwenlange kennis van de vroedvrouwen.
Dit had ook gevolgen voor de bewegingsvrijheid tijdens de bevalling. Onder invloed van de Franse aristocratie rukte de liggende baarhouding op, met als hoogtepunt de bevalling van Madame de Montespan, een maîtresse van koning Lodewijk XIV. Zij zette een nieuwe standaard onder de elite: vanaf dat moment beschouwden invloedrijke Franse vrouwen hurken als vulgair en ‘verre van verfijnd’. Zo begon het verlosbed, dat eerst alleen werd gebruikt voor gecompliceerde bevallingen, aan een opmars.
De introductie van narcose, de uitvinding van steeds meer medische instrumenten en ironisch genoeg ook de feministische beweging leidden vanaf de 19de eeuw tot een steeds verregaandere medicalisering van de geboortezorg. De barende vrouw kwam meer en meer gelijk te staan aan een op haar rug liggende vrouw.
Verder lezen
Deze tekst is gebaseerd op de campagne “Beweeg je vrij!” van de Vlaamse Beroepsorganisatie van Vroedvrouwen en het artikel De geschiedenis van bewegingsvrijheid in de geboortezorg in Tijdschrift voor Vroedvrouwen.
Lees hier meer over bewegingsvrijheid in de geboortezorg.
Binariteit
Gender binariteit – een wereld opgedeeld in enkel man en vrouw – wordt gezien als ‘de normale en natuurlijke vorm’. Deze twee genders scheiden we op zo’n manier dat we ze zien als het tegenovergestelde van elkaar, zowel sociaal als biologisch. Onze heteronormatieve samenleving heeft er veel baat bij die verdeling in stand te houden. Zo wordt de orde niet te veel verstoord en heeft en houdt de man de macht.
Lees verder
Het woord binair ken je misschien wel uit het binaire stelsel, waarin enkel nullen en enen voorkomen. Het is de enige taal die computers rechtstreeks kunnen begrijpen. 2 opties: 1 of 0, aan of uit, open of dicht. Wij mensen hebben vaak ook de neiging om in twee opties te denken. Zwart of wit, oud of jong, voor of tegen, man of vrouw… In De Foetushemel proberen we een wereld te schetsen die aan de binariteit van ons huidige denken voorbijgaat. Dat doen we door het gesprek over abortus aan te gaan zonder in voor of tegen te willen vervallen, maar bijvoorbeeld ook door het ten tonele brengen van een non-binair hoofdpersonage: Freddie.
Want ook “onze” kijk op gender is binair: we delen genderidentiteit nog vaak op in man of vrouw. Deze twee genders scheiden we zo dat we ze zien als het tegenovergestelde van elkaar, zowel sociaal als biologisch. Gender verwijst, anders dan sekse en geslacht, niet naar biologische kenmerken, maar naar sociale, culturele en psychologische kenmerken die met een geslacht in verband worden gebracht. Volgens filosoof en schrijver Judith Butler is gender een normatief construct. Dit maakt de binaire verdeling in mannen enerzijds en vrouwen anderzijds twijfelachtig: dergelijke categorieën komen altijd voort uit de in een samenleving aanwezige normen en zeggen als zodanig volgens Butler weinig over de genderidentiteit die iemand werkelijk ervaart.
Er zijn dan ook veel mensen die voelen dat er meer is dan de genderidentiteiten man en vrouw. Spreken over het ‘genderspectrum’ is een manier om gender te beschrijven zonder je te conformeren aan gender binariteit. Het zegt niet dat mannelijkheid en vrouwelijkheid niet bestaan, maar ziet gender als een schaal of poel waar je je op/in kan bewegen. Zo is er ook ruimte voor intersekse personen en mensen met een non-binaire/genderqueer/bigender genderidentiteit en/of –expressie.
Non-binair is een parapluterm voor mensen die niet (enkel) vallen binnen de twee door ons gekende concepten van vrouw tegenover man. Het kan zijn dat iemand die non-binair is zich helemaal niet herkent in de concepten man of vrouw en zich iets daartussenin of iets heel anders voelt. Een non-binair persoon kan ook zich soms als vrouw en soms als man identificeren en/of uitdrukken.
Het concept non-binariteit is niet nieuw. Altijd al, en overal ter wereld, zijn er mensen geweest die zich niet als man of vrouw identificeren. Koloniale onderdrukking heeft veel van deze genderuitingen gewist en vernietigd door een wettelijk verbod op homoseksualiteit en travestie. Meer weten hierover? Kijk deze video of lees dit artikel.
Op dit moment zitten we in een beweging waarin het bestaan van non-binaire personen steeds meer erkend wordt, en we tegemoetkomen aan hun noden. Maar dat doen we nog steeds vanuit onze ‘binaire bril’. Simon(e) van Saarloos schrijft hierover:
“De kwetsbaarheid van een lhbtq-leven wordt niet bepaald door het lhbtq-zijn, maar door de drukkende, dominante heteroseksualiteit die maatschappelijk zo opgelegd is dat het geen ideologie lijkt, maar een ‘natuurlijke’ samenlevingsvorm. Om heteroseksualiteit en gender binariteit voort te laten bestaan als meest normale vorm, moet het enigszins progressief verschijnen: het moet iets zijn waar mensen zich vanuit zogenaamde achterstelling naartoe kunnen ontwikkelen. Door een stijgende lijn te schetsen van toenemende vrijheid, met steeds een beetje meer ruimte voor fluïditeit, experiment en genderqueer-expressie, hoeft de norm niet wezenlijk te worden aangetast.”
Verder lezen
Een interessant artikel van Simon(e) van Saarloos over Claude Cahun, binariteit en onze wens de wereld op te delen in hokjes.
Een fijne thesis over de wijze waarop Simon(e) van Saarloos en Marieke Lucas Rijneveld gender en lichamelijkheid thematiseren in hun literair werk
PDF- document over kruispuntdenken van Amnesty International:
Woordenlijst met begrippen die betrekking hebben op gender/transgender
Adviezen over genderbewust taalgebruik door De Nederlandse Taalunie:
Boek: FAQ Gender – Mandy Woelkens en Thorn de Vries
Boek: Beyond the gender binary – Alok Vaid-Menon
Echt verdiepen
Boek: Gender Trouble – Judith Butler
Boek: De argonauten – Maggie Nelson
Boek: Detransitie, baby – Torrey Peters
Intersekse
1 op de 200 kinderen wordt intersekse geboren; zij komen ter wereld met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken. Jarenlang werd deze ambiguïteit niet toegestaan in Nederland. Artsen hadden alle macht om met onnodige operaties het geslacht van deze kinderen te bepalen, waardoor iedere baby mannetje of vrouwtje werd. Het advies aan de ouders: “Zeg maar niks, dat brengt het kind alleen maar in de war.”
Lees verder
Intersekse personen worden geboren met zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtskenmerken. Soms is dat zichtbaar, bijvoorbeeld als iemand een combinatie heeft van mannelijke en vrouwelijke geslachtsdelen. Andere intersekse personen hebben wel de volgroeide geslachtskenmerken van één sekse maar een mix van vrouwelijke en mannelijke hormonen, chromosomen of genen. Maar iemand kan ook ongevoelig zijn voor testosteron, of er kan sprake zijn van chromosomale verschillen, zoals bij het Klinefelter syndroom. Oftewel: er zijn oneindig veel variaties mogelijk. In Nederland zijn er ruim 85.000 intersekse personen.
Intersekse gaat over sekse/geslacht, niet over gender. De meeste intersekse personen voelen zich óf man óf vrouw en presenteren zich ook zo. Een relatief grote groep identificeert zichzelf als non-binair. Vrijwel niemand wil dat intersekse wettelijk als een ‘derde sekse’ wordt erkend. Meestal zie je in het dagelijks leven niet dat iemand intersekse is. Door het taboe dat erop rust, zul je het ook niet vaak van mensen horen. Hierdoor is intersekse jarenlang nagenoeg onzichtbaar geweest.
Het hebben van een intersekse lichaam veroorzaakt geen pijn en is niet ongezond. Toch worden de meeste interseksebaby’s al vanaf de geboorte behandeld met hormonen en/of operaties, zodat ze als volledig mannelijk of vrouwelijk in onze samenleving terechtkomen. Tot 2003 raadden artsen ‘patiënten’ en hun ouders zelfs expliciet af om een intersekse conditie te bespreken met anderen. Dit moest hen voor afwijzing en onbegrip behoeden. Kinderen ondergingen de ‘normaliserende’ operaties zonder dat hen of de ouders precies werd verteld waarom. Er werd bijvoorbeeld verteld dat het kind kanker had en een operatie noodzakelijk was. Eind 2020 heeft de staat excuses aangeboden aan transgender en intersekse personen die wettelijk tot operaties zijn gedwongen.
Inmiddels is er onderzoek gedaan naar hoe intersekse personen deze geheimhouding zelf beleefden. Marianne Cense, senior onderzoeker bij Rutgers, expertisecentrum seksualiteit, zegt hierover in een artikel in NRC: “Het gevoel ‘ik ben niet goed genoeg’, kwam bij iedereen terug. Het werd veroorzaakt door de medische behandelingen en onderzoeken die ze al jong ondergingen, of omdat er tegen hen werd gezegd: je mag hier met niemand over praten. Dat beïnvloedde hun zelfbeeld. Ze kregen het gevoel: er is iets mis met mij.”
Dat herkent theatermaker Marleen Hendrickx, die in hetzelfde artikel vertelt over het advies dat haar werd gegeven over het geheim houden: “Dat was ingewikkeld, want ik moest onder schooltijd regelmatig naar het ziekenhuis. En dan kom je in de puberteit en worden al je vriendinnen ongesteld – op een gegeven moment moest ik daarvoor een fictief moment verzinnen. Je gaat liegen en je in allerlei bochten wringen. Het maakte dat ik mezelf steeds meer als een monster ging beschouwen: er zat iets in mij dat niemand mocht zien.” Het was een vicieuze cirkel, zegt ze, het gevoel van raar-zijn werd steeds sterker. “Omdat ik het er met niemand over had, was er nooit de relativering: o, het valt wel mee.”
Hoewel intersekse condities niet meer verzwegen worden, zijn de operaties nog niet verdwenen. De wetenschap/doktoren geven dus nog steeds toe aan sociale druk en ons binaire gendersysteem. Gelukkig wordt er steeds meer ruimte gegeven aan stemmen die pleiten voor het accepteren van intersekse als een biologische variant, in plaats van iets dat opgelost moet worden. In de woorden van activist Miriam van der Have: “Intersekse personen hebben geen medisch probleem, maar een mensenrechtenprobleem.”
Verder lezen
Het artikel in NRC over het onderzoek van Rutgers naar de seksuele ontwikkeling van jonge intersekse personen, het onderzoek zelf.
Op de website www.seksediversiteit.nl vind je ontzettend veel informatie in verschillende domeinen, zoals gezondheidszorg, onderwijs, onderzoek, rechten en werkvloer.
Een mooi portret van Miriam van der Have in Volkskrant.
Archief
De Duitse dokter Magnus Hirschfeld stond van 1919 tot 1933 aan het hoofd van het Institut für Sexualwissenschaft. Het instituut was een pionier op het gebied van onderzoek en behandeling met betrekking tot gender en seksualiteit. In 1933 viel het ten prooi aan nazi-ideologie. Alle documentatie ging in vlammen op. Daar dragen we de brandwonden nog steeds van.
Lees verder
Op een late avond aan het einde van de 20e eeuw vond de jonge dokter Magnus Hirschfeld een soldaat op de stoep van zijn praktijk. Hij kwam bekennen een ‘urning’ te zijn – homo. De beruchte “Paragraaf 175” in het Duitse wetboek van strafrecht maakte homoseksualiteit illegaal; een man die daarvan werd beschuldigd kon worden ontdaan van zijn rangen en titels en in de gevangenis worden gegooid. Hirschfeld probeerde de soldaat te troosten. Hij was zelf zowel homo als Joods, dus begreep zijn benaderde positie maar al te goed. Het mocht niet baten. De soldaat beroofde zichzelf van het leven. Hirschfeld zou voor altijd achtervolgd worden door dit verlies. In de nasleep van de eenzame dood van de soldaat verliet Hirschfeld zijn medische praktijk en begon een strijd voor gerechtigheid die de loop van de queer geschiedenis zou veranderen.
Veel van Hirschfeld’s collega’s die zich specialiseerden in seksuele gezondheid gebruikten theorieën uit de psychologie om te suggereren dat homoseksualiteit een geestelijke gezondheidsproblemen was. Hirschfeld daarentegen stelde dat iemand geboren kan worden met kenmerken die niet passen in heteroseksuele of binaire categorieën. Hij stelde de term ‘seksuele tussenpersonen’ voor niet-conforme individuen (oftewel: lgbtqia+’ers) voor. Hirschfeld nam het ook op voor mensen zonder vaste genderidentiteit, wat we nu genderfluïde of non-binair zouden noemen. Hij stelde dat deze mensen moesten handelen “in overeenstemming met hun natuur”, niet ertegenin.
In het geval van trans personen (“gevallen waarin het verlangen om te leven als het andere geslacht sterk was”), vond hij dat de wetenschap een middel tot overgang moest bieden. Hij kocht begin 1919 een Berlijnse villa en opende op 6 juli het Institut für Sexualwissenschaft (het Instituut voor Seksueel Onderzoek), waar tegen 1930 de eerste moderne geslachtsbevestigende operaties ter wereld zouden worden uitgevoerd. Patiënten kregen ook hormoontherapie voorgeschreven, waardoor ze natuurlijke borsten en zachtere trekken kregen. (Er werden enkel nog ‘Male To Female’ operaties uitgevoerd)
Daarnaast verzag het instituut in seksuele voorlichting, gezondheidsklinieken, advies over anticonceptie en onderzoek naar gender en seksualiteit, zowel antropologisch als psychologisch.
Het instituut zou uiteindelijk over een immense bibliotheek over seksualiteit en fluïditeit beschikken, inclusief zeldzame boeken, schema’s en protocollen voor chirurgische overgang van man naar vrouw (MTF). Maar toen het instituut zijn eerste decennium vierde, was de Nazipartij al in opkomst. In 1932 was zij de grootste politieke partij in Duitsland, met een nationalisme dat gericht was op immigranten, gehandicapten en ‘genetisch ongeschikten’. Adolf Hitler werd kanselier op 30 januari 1933 en voerde een beleid om Duitsland te ontdoen van Lebensunwertes Leben, oftewel ‘levens die het leven niet waard zijn’. Wat begon als een sterilisatieprogramma leidde uiteindelijk tot de uitroeiing van miljoenen Joden, Roma, Sovjet- en Poolse burgers, homo’s en trans personen.
Toen de Nazi’s op 6 mei 1933 het instituut aanvielen, was Hirschfeld het land al uit. Troepen overspoelden het gebouw en namen al meer dan 20.000 kostbare boeken mee, die ze op straat opstapelden en vernietigden in een gigantisch vuur. Het was een van de eerste en grootste nazi-boekverbrandingen. De collectie was onvervangbaar.
Verder lezen
Deze tekst is gebaseerd op dit artikel van Scientific American. Lees het hele artikel voor meer details over het leven en werk van Magnus Hirschfeld.
Abortus
Wie tegen abortus is, bekommert zich vaak niet écht om de vrucht, de drager, of de afbraak van leven. Het zijn schijnbewegingen. Abortussen verdwijnen namelijk niet wanneer legalisering wordt teruggedraaid. Ze worden alleen onveiliger, ondergronds, met meer gevaar voor zwangeren tot gevolg. Abortus is deel geworden van een politieke strijd en lobby. Sinds deze beweging in gang is gezet, winnen heteroseksualiteit en gender-binariteit weer aan terrein.
Lees verder
Per jaar worden er over de wereld ongeveer 56 miljoen abortussen uitgevoerd. Bijna de helft daarvan, oftewel 25 miljoen, wordt door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) als onveilig beschouwd. De WHO beschouwt een abortus als veilig als deze volgens de WHO-richtlijnen wordt uitgevoerd door een opgeleide hulpverlener en er een methode gebruikt wordt die geschikt is voor de duur van de zwangerschap. Hoewel abortus in het ene land meer voorkomt dan in het andere, vinden abortussen overal ter wereld dagelijks plaats.
De wettelijke status van abortus maakt veel verschil voor de veiligheid ervan. In landen waar abortus over het algemeen legaal is, worden abortussen vaker uitgevoerd door opgeleide gezondheidswerkers. In deze landen is het percentage van sterfte en verwondingen bij de drager van de foetus laag. In landen die abortus om iedere reden toestaan, zijn zelfs 9 op de 10 abortussen veilig. Dat is een wereld van verschil met de landen die abortus verbieden of alleen toestaan om het leven van de drager te redden of diens lichamelijke gezondheid te beschermen. Daar zijn driekwart van de procedures ónveilig.
Abortussen vinden dus hoe dan ook plaats, legaal of niet. En hoewel we het ons nu niet meer kunnen voorstellen, is de abortuskwestie niet altijd zo’n heet hangijzer geweest. Dat abortus deel is geworden van een politieke strijd en lobby is op verschillende manieren te verklaren. Journalist Valentijn de Hingh schreef er een uitgebreid artikel over, waarin ze uiteenzet hoe zowel in de Verenigde Staten als Nederland de abortusdiscussie uitliep van debat in de marge tot splijtende discussie.
Verder lezen
De cijfers uit deze tekst komen uit dit onderzoek.
Lees dit fijne artikel van Valentijn de Hingh voor De Correspondent als je meer wilt weten over hoe het thema abortus de politiek binnendrong.
Abortus staat in Nederland nog steeds in het wetboek van strafrecht. Hier lees je er meer over.
Met name christelijke partijen boeken de laatste jaren ook in Nederland kleine maar belangrijke overwinningen op het abortusdossier. Een belangrijk onderdeel van dat succes is dat daar niet te veel ophef over wordt gemaakt. In dit artikel van De Groene Amsterdammer lees je er meer over.
Geen kind, geen spijt, maar ook geen rust. Journalist Tatjana Almuli schreef een genuanceerd artikel over haar eigen abortus.
Liever iets luisteren?
Heksen
Vanaf de 16e eeuw werden de vroedvrouwen, lichaamswijzen en dorpsoudsten verdreven uit de kraamkamer en vervangen door doktoren. Vrouwen met kennis van planten, lichamen, ziektes, geboorte en dood werden afgeschilderd als heksen. Hun collectieve kennis vormde een bedreiging voor de artsen, die ontdekten dat ze macht en prestige konden veroveren met hun mannelijke chirurgische visie . Daarmee ging er belangrijke kennis verloren over alles wat er tussen het (medische) systeem doorvalt.
Lees verder
In de middeleeuwen werden vroedvrouwen gezien als bedreiging voor de macht van mannen. Omdat ze bij iedereen over de vloer kwamen, hadden de vroedvrouwen goed zicht op wat er allemaal speelde in het dorp. Die positie gaf ze een zekere invloed, waardoor ze geëmancipeerd waren. Dat vonden de meeste mannen niet echt de bedoeling.
Maar dat was niet het enige probleem. Vroedvrouwen hielden zich bezig met zaken als seksualiteit, geboorte en dood, zaken die eigenlijk alleen God of de kerk toebehoorden. Verloskundige Beatrijs Smulders schrijft erover in Weeën in de nacht: “Daarom werden er bij tijd en wijle hetzes tegen vroedvrouwen gevoerd. Dit leidde ten tijde van de Inquisitie (in de zeventiende eeuw, de rechtbank van de Katholieke Kerk) tot een ware vervolging. Volgens de annalen hebben in Europa duizenden vroedvrouwen de dood op de brandstapel gevonden. Als er in een dorp een zondebok aangewezen moest worden omdat er weer een ramp had plaatsgevonden of de zoveelste epidemie was losgebarsten, dan was het gemakkelijk om de vroedvrouw van hekserij te beschuldigen.”
Toen hoogopgeleide wetenschappers steeds meer belangstelling kregen voor verloskunde (zie ‘baren’) werd het vroedvrouwen vrijwel onmogelijk gemaakt hun werk te blijven doen. Zij hadden geen toegang tot wetenschappelijk onderwijs en werden langzaamaan verdreven uit de kraamkamers.
Niet alleen vroedvrouwen hadden last van dit mechanisme. In de late middeleeuwen waren ‘tovenaressen’ – wat we nu misschien ‘kruidenvrouwen’ zouden noemen – nog onontbeerlijk. Officiële geneesheren waren onbetaalbaar voor de meestal arme bewoners van kleine dorpen, dus werd er voor veel zaken beroep gedaan op de eeuwenoude kennis van geneeskunde van deze vrouwen. Maar die kennis was ‘heidens’, en dus werd het door de kerkelijke vertegenwoordigers uitgelegd als duivelse uitingen.
Historiek.net schrijft hierover: “De argwaan tegen onschuldige ‘kruidenvrouwen’ en vrouwen in het algemeen gaat vele eeuwen verder terug en begon al bij de opkomst van het vroege christendom. Belangrijke vertegenwoordigers van de nieuwe religie verkondigden al snel dat de vrouw ondergeschikt was aan de man. Ze mochten niet meepraten over geloofskwesties, niet onderwijzen en eigenlijk moesten ze voortaan gewoonweg hun mond houden.”
We hebben nog steeds last van het feit dat vrouwen lang niet mochten meepraten over geneeskunde. De medische wereld is nog altijd een mannenbolwerk, met als gevolg dat artsen doen alsof er geen verschil is tussen mannen en vrouwen. Een man wordt gezien als de ‘standaard mens’, een vrouw is gewoon iets kleiner. Daardoor worden er veel diagnoses gemist en lopen er veel vrouwen jarenlang met onbegrepen klachten rond. Meer weten? Luister de podcast Geen kleine man. Op de website van de VPRO zijn er daarnaast vijf bonus interviews te vinden, die elk dieper ingaan op een onderwerp dat even aan bod komt in de audiodocumentaire.
Verder lezen
Lees voor meer achtergronden van de heksenvervolging in Nederland dit artikel: hoe de kruidenvrouw bondgenoot van de duivel werd.
Het boek van Beatrijs Smulders: Weeën in de nacht
In dit artikel van The Guardian wordt uitgelegd hoe de wereld is vormgegeven voor mannen. Bijvoorbeeld hoe het kan dat vrouwen die bij een auto-ongeluk betrokken raken 17% meer kans hebben daarbij te overlijden dan mannen; dat heeft alles te maken met de dummies die worden gebruikt bij autocrash-testen.